Skip to content

Tim Moriau: “In eerste weken van lockdown was ik meer psycholoog dan coach”

Net als Rudi Diels is Tim Moriau geen klassieke clubtrainer. Hij is wel aangesloten bij OEH, maar zijn atleten zitten in een clubs verspreid over het hele land, ook een Nederlander, een Fransman en een Deen behoren tot zijn trainingsgroep. Hij kon alleen Isaac Kimeli/OEH en Simon Debognies/OEH, die net als hij in Halle wonen, nog in levende lijven begeleiden. Al de rest moest vanop afstand gebeuren.

“In eerste instantie was ik nog wat naïef en dacht ik dat we ondanks het virus nog op stage naar de Verenigde Staten zouden kunnen”, zegt Tim. “Dat Amerika zijn grenzen sloot, bleven we enigszins naïef en dachten we nog naar Zuid-Afrika of ergens in Europa op stage te kunnen, maar uiteindelijk werd snel duidelijk dat het een serieuze crisis werd. We zijn al bij al snel overgeschakeld op een programma in eigen land, met iets minder kwaliteitstraining omdat de belangrijke wedstrijd in Stanford wegviel, maar voor het overige trokken we de lijn gewoon door zoals voorzien.” Het groepsgebeuren – nochtans hetgeen aar het Runners’ Lab Athletics Team van Tim om bekend staat – werd al snel stopgezet. “Al op 12 maart, voor dat het verplicht werd, hebben we de groepstrainingen geannuleerd, ook al omdat ik zelf net tevoren nog op skireis was geweest. Iedereen moest thuis in de buurt trainen, niemand kon nog contact hebben. De atleten morden eerst nog wat en vroegen waarom het zo drastisch moest, maar uiteindelijk ging iedereen mee in het verhaal. Bij afstandslopers is het gelukkig iets makkelijker om vanop afstand te coachen dan bij andere disciplines.”

Alleen Isaac en Simon zag Tim nog face-to-face. “In eerste instantie was het alleen Isaac, daarna heb ik Simon erbij genomen, met mondmasker. Ergens was het, met alle respect voor de slachtoffers, wel leuk om nog eens rustig training te geven aan slechts twee atleten. De laatste jaren is mijn groep heel groot geworden, maar nu was het back to basics met de twee atleten waarmee het allemaal begonnen is.” De rest moest via de telefoon of online gebeuren. “De eerste twee weken waren enorm druk, dan hing ik constant aan de telefoon en was ik meer psycholoog dan trainer voor alle atleten die hun wedstrijden zagen wegvallen. Atleten klampen zich vast aan hun doelen, maar toen Tokio en Parijs wegvielen werd het moeilijker. Ik probeer mijn atleten toch altijd een wortel voor te houden, waardoor ze gemotiveerd blijven: een wedstrijd in augustus of een EK cross in het najaar bijvoorbeeld. Als je elites, jeugd en recreanten samen neemt, begeleid ik een zestigtal atleten, dus er moesten een hoop schema’s worden aangepast en doelen worden bijgesteld.” Voor de topatleten in de groep van Tim, is er op trainingsvlak relatief weinig veranderd. “Ze zitten op een niveau en kunnen dat niet laten schieten. Bovendien moeten ze genoeg stevige aerobe vermogensprikkels doen, anders stijgt hun weerstandscapaciteit en te fel en dat kan je als afstandsloper niet hebben. De weekvolumes zijn hetzelfde gebleven, we doen alleen wat minder specifiek werk omdat er geen limieten moeten worden gehaald. Ik ben wel blij dat ik heb kunnen vaststellen dat alle atleten op hun intrinsieke motivatie konden terugvallen ook bleven trainen omdat ze het leuk vinden en lopen een meerwaarde geeft aan hun leven.”

De trainingen, die dus min of meer zoals normaal werden doorgezet zij het individueel, leverden resultaat op. “Vorige week hebben we voor het eerst weer lactaattesten kunnen afnemen met masker en handschoenen. De meeste atleten hebben grote stappen gezet, bijna iedereen kwam op een VO2max van boven de 70 uit, sommigen zelfs boven de 80. De atleten hebben de situatie aanvaard en zien de opportuniteiten. Het is mijn rol om hen die te doen inzien.” Mooi resultaten in een test zijn één ding, maar atleten willen zich natuurlijk ook bewijzen in competitie. “Voor hen draait het om de wedstrijden, maar ik zie het zo: komen er nog wedstrijden deze zomer, is dat een mooie bonus, maar het draait nu even om sterker worden. Bijna al mijn atleten zijn jong, Isaac is zelfs een van de ouderen, dus iedereen kan nog serieuze stappen zetten.”

Ook los van het conditionele ziet Tim voordelen aan de situatie. “Mijn atleten hebben hier dingen uit geleerd, bijvoorbeeld de meerwaarde van onze groepstrainingen. Die zien ze nu meer dan ooit. Vorige week hadden we eerste kleine groepstraining, en iedereen was blij. De atleten zien nu ook in dat het leven als sporter best mooi is. Dat probeer ik ook over te brengen: niet alleen de prestaties, maar ook het hele proces dat ertoe leidt is mooi om mee te maken.” Dat proces ziet er overigens, ook nu, anders uit voor een coach die cluboverschrijdend werkt. “Met topatleten geniet je iets meer aanzien, waardoor je iets meer gedaan krijgt en al eens toegang tot een piste krijgt. Een nadeel is dat ik niet met één, maar met een tiental clubs een regeling moest treffen om mijn atleten op pistes te krijgen. Uiteindelijk hebben we voor de meesten wel een oplossing gevonden.”

Nog een nadeel: coachen is Tim zijn beroep en dus leed hij financieel verlies. “Contact was verboden en dus kon ik mij beroep niet altijd uitoefenen, dat zorgde voor verlies. Ik coach mensen in bedrijven die meestal naar marathons toewerken, maar die zijn afgelast. Enkele bedrijven zijn afgehaakt, gelukkig heeft één groot bedrijf de samenwerking gewoon verlengd naar het najaar. Mijn verliezen zijn dus beperkt. De vraag is voor mij vooral wat er in de toekomst gaat gebeuren, waarschijnlijker wordt het nóg moeilijker om van atletiek te leven. Meetings gaan atleten minder kunnen betalen, hetzelfde geldt voor grote sportmerken. We mogen dus grote vraagtekens plaatsen bij onze sport de komende jaren. Gelukkig hebben we met ons team enkele solide meerjarendeals gesloten, waardoor we nog wel even verder kunnen.”

Op gezondheidsvlak – noch altijd veel belangrijker dan sportieve resultaten of financieel gewon – kende het team van Tim gelukkig weinig problemen met het coronavirus. “We hadden één besmetting half maart, maar die duurde gelukkig maar twee dagen. Later is er nog iemand besmet die heel dicht bij onze groep staat, maar ook daar viel het mee. Voorts zijn er weinig cases in de omgeving van ons team. Als je alle partners en ouders van onze atleten optelt kom je al gauw bij 300 mensen uit, dan valt twee besmettingen goed mee.”